In de Saoedische stad Mekka verrijst Abraj Kudai, een hotelproject van ongekende proporties. Met 10.000 kamers, 70 restaurants en twaalf torens moet het bij voltooiing het grootste hotel ter wereld worden. Maar achter de indrukwekkende cijfers schuilt een verhaal van stilstand, financiële uitdagingen en kritische vragen over schaal, duurzaamheid en haalbaarheid.
Abraj Kudai werd in 2015 aangekondigd als kroonjuweel van het Saoedische Vision 2030-programma. De ambitie: een hypermodern hotelcomplex, direct gericht op de miljoenen pelgrims die jaarlijks naar Mekka reizen. De centrale koepel, geïnspireerd op traditionele woestijnforten, zou het epicentrum vormen van deze 1,4 miljoen vierkante meter grote megastructuur.
Toch ligt het project al jaren stil. De bouw kwam tot een abrupt einde toen hoofdaannemer Saudi Binladin Group (SBG) in financiële problemen kwam, mede als gevolg van een tragisch bouwongeval bij de Grote Moskee en economische tegenslagen door dalende olieprijzen. Sindsdien is het stil rondom het complex, ondanks geruchten over herstart.
SBGOM (Saudi Binladin Group – Operation & Maintenance) is de facilitaire, onderhouds‑ en operation & maintenance-divisie van de Saudi Binladin Group (SBG) . Deze divisie maakt deel uit van het familiebedrijf dat in 1931 werd opgericht door Muhammad bin Ladin, de vader van onder anderen Osama bin Ladin.
Vanuit het perspectief van een projectontwikkelaar roept Abraj Kudai fundamentele vragen op. Is een hotel met 10.000 kamers rendabel buiten piekperiodes als Hajj en Umrah? Hoe houd je zo’n gigantische structuur operationeel in een woestijnklimaat, zonder duidelijke visie op energiebeheer of duurzaam ontwerp? En wie zijn de beoogde exploitanten, nu internationale hotelketens als Hilton en Accor al stevig verankerd zijn in Mekka?
Het project kent vijf structurele risico’s. Ten eerste is de omvang te groot voor constante bezetting. Ten tweede ontbreekt een gefaseerde bouwstrategie, wat flexibiliteit onmogelijk maakt. Ten derde is de afhankelijkheid van staatsbudgetten een valkuil gebleken. Ten vierde schiet het project tekort in duurzame oplossingen. En ten slotte is het gebruik niet herzien in de richting van mixed-use of alternatieve exploitatie, zoals retail, woningen of shortstay.
Toch blijft het project tot de verbeelding spreken. Abraj Kudai symboliseert de ambitie om Mekka te transformeren in een moderne stad voor religieus en zakelijk toerisme, maar het dient tegelijkertijd als les in overmoed, gebrek aan adaptiviteit en het belang van projectbeheersing. De toekomst van het hotel is onzeker, maar het verhaal is waardevol voor iedereen die actief is in hospitality development en grootstedelijke toeristische infrastructuur.